Welzijn en Zorg

Gerda van der Mije-Rudolphus: 34 jaar in de zorg
Rubrieken: Welzijn en Zorg, Mijn Historisch Amstelveen
Gepubliceerd:
Laatste update:
Auteur: Vereniging HIstorisch Amstelveen/Jan-Jaap Mellegers
Regelmatig interviewen we personen die veel over Amstelveen van vroeger kunnen vertellen. Ditmaal had Jan-Jaap Mellegers een gesprek met Gerda van der Mije-Rudolphus (73), die al bijna haar hele leven in Amstelveen woont. Werkzaam in de zorg, kwam zij veel mensen tegen. Zij kent dan ook veel mensen (en veel mensen kennen haar). Gerda kan vertellen als de beste en vertelt graag over Amstelveen.

Gerda (73) vertelt:
“Iedereen denkt altijd dat ik een in-en-in ras-Amstelveense ben vanaf mijn geboorte maar dat is niet zo. Ik mis tien dagen wat dat betreft. Mijn ouders woonden in Amstelveen, maar ik ben geboren in Amsterdam. Mijn moeder was 36 toen ze mij kreeg. Dat was best wel aan de oude kant in die tijd. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis ben ik ter wereld gekomen. Mijn moeder en ik zijn daar tien dagen gebleven voor we naar huis mochten. We woonden in de Koen van Oosterwijklaan nummer 5 in de wijk Randwijck. Ik heb niet de Tweede Wereldoorlog meegemaakt maar ik heb wel een naoorlogs restverschijnsel beleefd. De huizen werden in tweeën bewoond. Beneden woonde een gezin met twee meisjes. Ik was enig kind en wij woonden met z’n drieën op de bovenverdieping. Ik had een eigen slaapkamertje en mijn vader en moeder hadden ook een eigen slaapkamer en er was een huiskamertje. We hadden boven ook een badkamer met een toilet en dat was het. Maar wij misten wel iets heel belangrijks, namelijk een keuken. Mijn vader had heel provisorisch een soort campingkeuken gemaakt in de badkamer. Een blad over het bad met een tweepits stelletje. Maar zo hadden wij dus een toilet in de keuken! Over het toilet stond een tafeltje. Als je dan moest haalde je eerst dat tafeltje opzij. Het was een kwestie van goed organiseren. Ik was van de generatie van de wastobbe. Eén keer per week ging ik in de tobbe om gepoedeld te worden.”

Gerda met ouders
“Ik ging naar de kleuterschool in de voormalige Sjoel in de Randwijcklaan 13. Omdat wij in de Koen van Oosterwijklaan op éénhoog woonden kon mijn moeder mij altijd zien als we buiten op het speelplein waren. Daarna ben ik nog even naar de Michiel de Ruijterschool gegaan. Ik was leerling op die school tot januari 1957. Mijn ouders kregen eindelijk een eigen woning in het Oude Dorp. Ons adres was Roemerdorp-straat 8. Hier hadden we wel een keuken. En we hadden een schuurtje. Eén keer in de week ging ik in dat schuurtje in de tobbe met een petroleumkacheltje er bij! Daar moet je nu toch niet meer aan denken! Ik heb het overleefd. Het was een klein huisje. Amstelveen was arm. Op een gegeven moment werden er woningwetwoningen gebouwd. Dat waren door de overheid gebouwde woningen met een lage huur, die aan bepaalde eisen moesten voldoen zoals veel ramen en een goede ventilatie. De straten daar waren het eerste wijkje van Amstelveen. Gebouwd in 1914. In dat jaar is mijn moeder geboren, dus dat is erg lang geleden. Het was een leuke buurt. Je kende iedereen en je speelde buiten met de andere kinderen. De familie Van der Horst woonde bij ons in de straat.”

Roemerdorpstraat 8 Amstelveen
“Wat we deden was verstoppertje, hinkelen, touwtje springen, schipper mag ik overvaren. We maakten een hinkelbaan van een stuk tegel want dat kraste lekker.
Ik ging toen naar de Jan Ligthartschool (red. huidige Ateliers 2005). Mijn vader had deze school gekozen omdat deze nog nieuw was. Hij was timmerman en werkte aan de huizen naast de school in de Van Weerden Poelmanlaan. Deze school was vlak bij zijn werk dus hij heeft me daar maar aangemeld. Samen met mijn moeder liep ik naar school over de Ouderkerkerlaan. Na een paar keer weggebracht te zijn vond ze dat ik het zelf wel kon. Later zag ik mijn buurmeisje lopen via de Fokkerlaan. Dat vond ik een rustigere en snellere route.”
“In de 1e klas kreeg ik les van juffrouw Griethuizen. We leerden lezen uit de boekjes van Ot en Sien. De meisjes kregen handwerkles, bijvoorbeeld breien. In de vierde klas kreeg ik meester Derksen. Ik had voor mijn verjaardag een echte schooltas gekregen. Ik zat er onder de les mee te spelen en toen pakte de meester mijn tas af. Na schooltijd mocht ik hem ophalen. Dat vond ik heel flauw! Ik was een heel braaf meisje op school. Gedrag goed, netheid goed, vlijt goed.
Mijn ouders hadden een boot want mijn vader was dol op vissen. Die lag ’s winters op de aanlegplaats van Van Diemen en ’s zomers in Aalsmeer. Ik ging altijd mee op de boot, maar ik vond het meestal niet leuk want ik was altijd alleen.
Ik voelde me op school een beetje een buitenbeentje. Misschien omdat ik enig kind was, ik weet het niet. Ik was ook nog één van de generatie die met een zesdehands fiets naar school ging. Ik kreeg daar veel opmerkingen over. Thuis heb ik gezegd dat ik niet meer op de fiets naar school ging, maar dat ik wel ging lopen, dat had ik toch al jaren gedaan. De leukste klas vond ik de zesde. We zijn een paar dagen op schoolkamp geweest. Eerst met de bus naar Amsterdam, daarna met de boot over het IJsselmeer, naar Harderwijk geloof ik en daarna verder met de fiets naar Putten. Je bleef daar slapen. Het was mijn eerste nachtje buitenshuis. Ik vond dat heel spannend.”

Schoolkamp Putten - 1962
“Aan het eind van de zesde deden we een opvoering: een eigen versie van het sprookje Assepoester. We oefenden zang onder leiding van de heer Huls.”

Zangles op de Jan Ligthartschool van meneer Huls; Gerda staat helemaal links op het podium
“Ik kon best goed leren en ik had ook altijd mooie rapporten, maar mijn moeder vond het niet nodig dat ik op een hoog niveau zou doorleren. Later heb ik begrepen dat als je uit een eenvoudig gezin kwam, dan was doorleren niet zo nodig. Je zou toch gaan trouwen en dan kreeg je de thuistaken. Ik ben naar de huishoudschool in de Burgemeester Haspelslaan gegaan. Achteraf vond ik dat erg zonde. Het was wel gezellig, maar veel te makkelijk voor mij.
Iedereen wilde kinderverzorgster worden en ik dacht misschien is dat ook wel iets voor mij. Ik heb een beroepskeuzetest gedaan en daar kwam uit iets op kantoor of voor ouderen zorgen. Dat laatste leek me wel wat. Ik heb in het oude Huize Vredeveld de praktijk geleerd. Ik werkte vier dagen en ik ging één dag naar school in Amsterdam, de Stichting Protestantse Opleiding Bejaarden. Ik moest alles doen, huishoudelijke taken en verzorgende taken. Ik was daar intern. Ik was 17 en toen moest ik al nachtdienst doen. Of dat mocht vroeg je je niet af, je deed het gewoon. Bij nood kon je de hoofdver-pleegster waarschuwen. Op een keer was er iemand zoek uit het huis. Een mevrouw was niet beneden en ook niet op de slaapzaal. Ik ben toen overal gaan zoeken. Opeens hoorde ik een snuivend geluid bij de trap naar beneden. Daar stond ze helemaal alleen. Ze was niet aan het slaapwandelen maar aan het dwalen denk ik. Ik heb haar mee naar boven genomen en weer in bed gestopt. Dat was wel schrikken. Ik was alleen en nog erg jong met zo’n grote verantwoordelijkheid. Een nachtdienst alleen kan eigenlijk helemaal niet. Later in het Huis aan de Poel waren we altijd met z’n tweeën in de nachtdienst, veel beter natuurlijk.
Ik heb meegemaakt na de vliegramp op Tenerife dat ik ’s nachts mijn ronde deed en licht zag branden. Als er licht brandde mocht je naar binnen. Ik zeg: “Wat is hier nu gebeurd?” In de kamer lagen overal scherven van stukgegooide vazen en potten. Mevrouw had liggen dromen over dat vliegongeval en toen was ze helemaal in de war geraakt.”
“Na Vredeveld ben ik in het Huis aan de Poel gaan werken. Ook heb ik in de thuiszorg gewerkt tot aan mijn pensioen. Dat vond ik fijn, want je had altijd direct contact met de cliënt. In overleg pakte je de dingen aan die de mensen graag wilden. Het voordeel vond ik dat je heel creatief bezig kon zijn. Soms deed je dingen die eigenlijk niet mochten, omdat je dat niet geleerd had in de opleiding. Maar de situatie dwong je soms daartoe. In de zorg maakte je van alles mee. Een meneer deed ’s ochtends de kamerdeur open in alleen z’n hemmetje. “Ik kom voor uw vrouw, helpen met wassen en aankleden”. “Ja, maar dat kan niet want ze is ziek”. Ik zei: “Dat wil ik wel even zien, dan kan ik het melden”. Ik loop naar binnen en zag dat mevrouw naast het bed lag. Mevrouw zei: ”Ik ben uit mijn bed gevallen”. Ik zag dat ze allemaal blauwe plekjes had. Ze zat maar te knipogen naar haar man. Eerst begreep ik het niet. Meneer moest haar altijd insuline prikken. Ik vroeg: ”Heeft u uw vrouw al geprikt?” ”Nee”, was het antwoord. Ik vroeg: “Hebben jullie al gegeten? Nee?! Maar het is al half 11, uw vrouw had allang moeten eten!” Ik heb dit aan de hoofdzuster doorgegeven. Er was ook sprake van drankmisbruik. Als hulpverlener is dat heel moeilijk vast te stellen want wat is drankmisbruik? Alleen als ik ’s ochtends alcohol rook dan wist ik hoe laat het was en dan moest ik het melden. Dat echtpaar is binnen de kortste keren naar een verpleeghuis overgeplaatst.”
Om nooit te vergeten: Mevrouw Judith Wolf vertelde me dat ze elk jaar een krans legde bij het monument op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam namens de gemeente Amstelveen. Zij was gemeenteraadslid voor het Progressief Platvorm Amstelveen en lid van GroenLinks. Ik vertelde dat ik dat heel interessant vond. Toen zei ze: “Dan ga je toch met me mee want ik wil het nog één keer doen. Ik ben al 79, dus ik kan wel wat hulp gebruiken”. Later hoorde ik dat mevrouw Wolf contact met me wilde. Ik heb haar opgezocht en toen vroeg ze echt of ik met haar mee wilde naar de Dokwerker. Dat heb ik gedaan. Het heeft heel veel indruk op me gemaakt. De familie Krabbé was daar ook aanwezig. Een groep vrouwen, ‘de vrouwen van Ravensbrück’, legden een krans met witte bloemen.
Ik heb het echtpaar Landwehr gekend. Ze woonden in het Huis aan de Poel. In wooncentrum Middenhof kwam ik een meneer Landwehr tegen. Dat was dus de zoon van het echtpaar uit het Huis aan de Poel.
Door mijn werk heb ik veel mensen leren kennen, ook omdat ik bij ze over de vloer kwam en met ze praatte tijdens hun verzorging. Ik heb het werk 34 jaar lang altijd met veel plezier gedaan.”
Foto's: Privécollectie Gerda van de Mije-Rudolphus en Jan-Jaap Mellegers